Een vermoeide man staat vanaf de kant van de bekende weg te kijken naar een pad met een brug halverwege dat hem tot dan toe nog nooit was opgevallen. Alsof het er nooit was geweest en nu, op dit punt in zijn leven opeens aan hem verscheen. Iets had hem stilgezet vandaag. Had hem getrokken naar deze plek vanwaar op het pad een klein bruggetje te zien was dat hem zowel nieuwsgierig maakte als angst aanjaagde.
Op het pad aan de andere kant van de brug liep een vrouw zijn kant op. Ze keek naar hem. Ze keek echt naar hem. Op een manier waarop nog nooit iemand naar hem gekeken had. Iets dat hem een vreemd gevoel van opwinding bezorgde waarvan hij niet goed kon bepalen of hij dat nou prettig vond of niet.
Hij keek nog eens achterom, naar de mensen die doorliepen. Een wereld die hij zo goed kende, maar die hem niet had gegeven wat hij zocht. Schijnbaar niet in staat om te zien wat hij zag. En als in een opwelling besloot hij om naar haar toe te lopen. Op de brug waren ze elkaar dicht genoeg genaderd om tot elkaar te kunnen spreken.
De vrouw sprak tot hem en vertelde dat ze blij was dat hij gekomen was. De man reageerde verbaasd door te antwoorden: “wist je dan dat ik zou komen?” Ja, was haar antwoord, en ik weet ook waarom je hier bent”. De man zuchtte van opluchting, glimlachte en sprak: fijn dat ik dat niet meer hoef uit te leggen antwoordde de man.
De vrouw vroeg: zie je het pad waar ik overheen ben gekomen inkijkt? Ja, antwoordde de man. En de vrouw vroeg: wat zie jij als je naar dat pad kijkt? De man antwoordde: een doodlopende weg. De vrouw vroeg weer “waarom denk je dat het een doodlopende weg is?”
De man antwoordde weer: nou das toch duidelijk? Er staat een groot bord daar verderop met het woord ‘einde’ erop. De vrouw glimlachte. Blij om op dit punt aan te komen. Het einde van wat zou dat zijn denk je vervolgde ze? De man antwoordde: nou van dit leven. Van alles wat ik heb. De vrouw: en wat heb je dan allemaal?
De man werd boos om deze vraag. Boos om de onnozelheid van deze vrouw. En hij sprak geïrriteerd: snap je het dan niet? Ik heb zoveel verantwoordelijkheid. Zoveel dingen die ik moet regelen. Ik heb zoveel mensen die van me afhankelijk zijn.
Ik kan het me niet veroorloven om daar allemaal afscheid van te nemen. Ik kan het me niet veroorloven om te gaan geloven dat er meer is dan alleen dit leven. Want dan moet ik aan mezelf bekennen dat alles waar ik ooit in geloofd heb niet waar is. En dat durf ik niet.
De vrouw keek hem betekenisvol aan en zei: ja, dat begrijp ik wel. Het is ook geen makkelijke beslissing om dat pad in te gaan. Omdat ik net als jij nu, toen wist dat het de enige keus was die ik had. En het dus geen keus meer was. Kijk eens achterom vervolgde ze. Wat zie je daar?
De man keek lang achterom, viel lang stil. Keek de vrouw aan en sprak: ik zie waar ik vandaan kom. En ik zie nu ook dat ik dat al niet meer ben door de paar stappen die ik nu al gezet heb. Ik zie dat ik niet meer terug kan. Maar ik ben wel bang voor wat er nog gaat komen.
Dat mag sprak de vrouw. Maar je kunt dit. Jij kunt dit. Omdat je er zelf voor gekozen hebt. En omdat je het niet alleen hoeft doen. De man reageerde met een verbaasde “nee?”. Ik blijf bij je sprak de vrouw. Net zo lang als dat fijn voor je voelt en net zo lang als je wilt.
Echt? Sprak de man? Ik heb nog een beetje moeite om dit allemaal te begrijpen. De vrouw lachte en zei: geef jezelf de tijd, dat kun jij als geen ander. Lichtelijk ongemakkelijk door deze opmerking vroeg de man “En waar moeten we dan nu heen?” “Nergens” antwoordde de vrouw. “Deze brug is onze plek en daar zijn we al”. Maar dat pad dan? Vroeg de man en hij wees naar het pad waar de vrouw vandaan was gekomen. De vrouw antwoordde: “dat pad was mijn pad. Een bij tijd en wijlen enorm donker pad waarop ik te leren had om te zijn wat jij altijd al was. Het was mijn reis in leren ruimte ook te kunnen geven in tijd. En omdat ik weet dat ik die reis nooit meer opnieuw hoef te maken omdat ik genoeg geleerd heb kijk ik erop terug alsof het het liefste was dat ik ooit voor mezelf gedaan heb”.