IJsbeer en het meisje

Het meisje hield van dieren. Ze keek er graag naar. Maar het meisje was ook ziek en ze had het daardoor altijd koud. Iets waar ze een oplossing voor nodig had. En waarvoor ze de beslissing had genomen om op reis te gaan om de dieren om antwoorden te vragen. Over wat ze miste of nog verkeerd deed. Om beter te worden. Om anderen niet meer nodig te hebben om haar te verwarmen maar om dat zelf te doen. Zonder erbij na te denken of er nog moeite voor te doen.

Het meisje kwam vele dieren tegen op haar reis. Vele dieren waarover ze zich verbaasde, die haar soms verraste, die haar vele dingen leerden over haarzelf en over de wereld en waar ze soms bang voor was. Vele dieren die haar iets vertelden over hoe het is om dier te zijn. Welke bedreigingen mensen vormden. Of plastic. Of lawaai, ruzie en oorlog. Tot ze op een dag een IJsbeer ontmoette en er iets klikte. Iets wat haar vertelde: dit is een bijzonder dier voor mij.

Ze verwonderde zich over de natuurlijke warmte van de IJsbeer en ze keek graag naar hem. Ze verwonderde zich over zijn vermogens om in dat koude landschap van ijs en sneeuw zijn temperatuur te behouden en niet dood te vriezen in het water of in de strenge Noordpoolwind. Vooral omdat ze zelf zoveel moeite had met kou vond ze het een helende ervaring om te zien dat er wezens bestaan die daar geen moeite mee hadden. Het meisje vroeg de IJsbeer daarom dan ook: hoe kan het dat jij het nooit koud hebt en kan ik het niet van jou leren hoe ik het nooit meer koud hoef te hebben?

De IJsbeer antwoordde: dat kan ik niet. Ik weet niet hoe ik dat doe omdat ik nooit heb ervaren hoe het is om het koud te hebben. Ik ken het verschil niet. En daar komt nog bij: jouw warmte is een bedreiging voor mij. Voor ons. Jouw warmte is waar ik aan doodga. Omdat het het ijs ontdooit waarop ik leef en waarop ik jaag, het de sneeuw ontdooit waarin ik holen graaf en waarin mijn jongen geboren worden. Het ijs en de sneeuw is altijd mijn huis is geweest. En ik wil er niet vandaan.

Ik wil jouw warmte niet vervolgde de IJsbeer. En toch ontkom ik er niet aan. Ik zie het ijs waarop ik jaag elk jaar minder dik worden. Er zijn plekken op de wereld waar in de zomer het ijs zo ver terug is gedrongen dat ik gedwongen ben om dagenlang te zwemmen om nog vaste grond onder mijn voeten te vinden. Ik zie mijn soortgenoten verhongeren omdat er geen eten te vinden is. En ik zie ze in steden terecht komen waar mensen wonen. In de hoop om daar wel voedsel te vinden. Met alle verkeerde gevolgen van dien. Ik ben boos op de warmte.

Ach lieve IJsbeer zei het meisje dat snap ik zo goed, het moet het vreselijkste gevoel zijn wat er is. Om je leefgebied te zien verkleinen, om de warmte terrein te zien winnen en er niks aan te kunnen doen. Hoe het is om te leven als je omgeving je laat zien dat er geen ruimte voor je is kan geen fijn gevoel zijn. Je mag weten dat je gezien wordt. Dat je bewonderd wordt door velen. Dat jouw lot velen aan het hart gaat. Maar ook zij vaak machteloos zijn of beperkt. Ik ben dat gelukkig niet. Ik wil je graag helpen. En ik kan dat ook. Maar dat moet je mij ook helpen.

“Hoe dan?” vroeg de ijsbeer aarzelend? Het meisje antwoordde: ik kan iets nieuws beginnen. Ik kan de harten van mensen raken als ik beter ben. Ik weet dat ik dat kan omdat het het enige is dat ik wil doen. Ik weet dat dat is waarom ik hier ben. En ik weet ook dat als ik dat doe, dat mensen dan veranderen. Dat mensen weer een beetje dieren worden. Dieren die niets anders meer willen dan zorgen voor onze planeet. En dat mensen dan kunnen gaan doorbreken wat er doorbroken mag worden. En dat we dat kunnen doen omdat we dan hetzelfde doen zoals jij: onze eigen neus volgen, luisteren naar onze instincten en te gaan doen wat moeder natuur van ons vraagt om te doen.

De ijsbeer was even stil en vroeg toen: dat is mooi dat je dat kunt. En ik geloof je. Ik zie in je ogen hoever je al bent gekomen en wat je al hebt overwonnen om hier bij mij te kunnen zijn. Maar wat zou ik dan moeten doen? Wat heb je dan van mij nodig? Ik vind het eng om bij je te zijn. Ik ben bang voor je warmte die maar niet te stoppen lijkt. En tegelijk wil ik je ook helpen als dat de kans vergroot dat mijn soort kan blijven bestaan.

Dankjewel lieve IJsbeer antwoordde het meisje. Ik kan je volledig begrijpen. Omdat ik ook bang ben geweest voor jou. Bang om naar je toe te komen. Omdat er zoveel ijs om je heen was waar ik niet overheen kon. Waarvan ik bang was om erin te bevriezen. Ik weet nog niet wat ik van jou nodig heb. Hoe je een spiegel voor mij kunt zijn. Ik weet nog niet wat ik nog te leren heb om warmte aan mezelf te geven. Ik weet alleen dat we dat kunnen ontdekken en dat alles wat er spelenderwijs zal ontstaan altijd genoeg zal zijn om de reis veilig te maken voor ons alletwee.

Lieve IJsbeer, dat ik je ben tegengekomen is niet voor niets. En je bent niet de enige van wie ik hulp nodig heb om beter te worden en deze wereld beter te maken. Maar je bent wel een belangrijk iemand. Ook jij hebt een taak in deze wereld. En ik hoop dat je bereid bent om die aan te nemen.

De IJsbeer zweeg en keek lang om zich heen naar het landschap. Hij overzag alles en nam het in zich op. Keek toen weer naar het meisje en antwoordde: als ik met je meega dan kan ik nooit meer terug he? Nee was het antwoord van het meisje, dan kun je nooit meer terug. Dan kun je nooit meer je niet verantwoordelijk voelen om te doen waarvoor je hier bent.

Ik kan nu al niet meer terug zei de IJsbeer. En hij keek nogmaals om zich heen. Wat ooit was komt nooit meer terug, hoe graag ik dat ook zou willen. Wat ik wel kan doen is om te zorgen dat het beter wordt en wat ik wel kan doen is ontdekken hoe ik dat kan doen. En samen met jou en met alle anderen die er ook voor mij zullen zijn kan ik het.

Dus laten we gaan. Laten we ontdekken waar die plek is dat jij het niet meer koud hebt en ik niet meer bang hoef te zijn voor de warmte. Het meisje aaide de beer over zijn grote witte hoofd en zei “ik ben blij dat je bij me bent”. En de beer antwoordde: ik ook. En samen liepen ze verder.

afbeelding: Philip Black, Pixabay